Madame Rolland in haar zelfportret
Op mijn veertiende was ik evenals nu ongeveer 1,52 meter lang, volledig
ontwikkeld, met mooie benen, zeer prominente heupen, een brede borst met
een volle boezem, kleine schouders, een rechte en gracieuze houding en een
snelle, lichte tred. [...] Mijn gezicht had iets speciaals behalve een
frisse zachtheid en een levendige uitdrukking. Als de afzonderlijke
kenmerken eenvoudigweg bij elkaar voegt, kun je je afvagen of er wel
sprake is van enige schoonheid. [...] De mond is vrij groot; er zijn er
wel honderden die mooier zijn, maar geen met een lievere of innemender
glimlach. De ogen zijn daarentegen wat klein en uitpuilend. De irissen
hebben een zweem van kastanjebruin en grijs. Ze geven een indruk van
openhartigheid, levendigheid en sympathie, als afspiegeling van de diverse
gemoedsstemmingen in een liefdevol karakter. Goedgevormde wenkbrauwen in
kastanjebruin, dezelfde kleur haar, vervolmaken het beeld. Als geheel is
het een fier en een serieus gezicht dat soms voor een verrassing zorgt,
maar meestal vertrouwen en belangstelling wekt. Ik was altijd wat bezorgd
over mijn neus, omdat ik die aan het uiteinde wat te groot vond.
|