Toelating van de Joden tot de Rechten van de Burger, 27 september 1791

Afgevaardigde Duport tot de Assemblée Nationale

Ik wil voor de Assemblée slechts een kortste beschouwing geven, die van de grootste importantie schijnt te zijn en die alle aandacht van haar opeist.
U heeft bij Grondwet geregeld, Heren, welke kwaliteiten noodzakelijk geacht worden om een Frans Burger te worden, en een actief burger: dat volstond, geloof ik, om alle voorkomende vraagstukken die in de Assemblée naar voren gebracht konden worden ten aanzien van sommige professies of sommige personen. Maar er is een opschortend decreet dat een slag toebrengt aan deze algemene rechten: ik spreek over de Joden. Om deze kwestie die hen aangaat, te beslissen, volstaat het om het opschortend decreet dat U heeft uitgevaardigd en dat de kwestie met betrekking tot hen uitstelt, op te heffen.

Derhalve, als U geen opschortend decreet uitgevaardigd had ten aanzien van de Joodse kwestie, zou het niet nodig zijn geweest om iets te doen; immers er zou geen enkel probleem hoeven zijn in deze kwestie in Uw Grondwet verklaard hebbende hoe alle volkeren der aarde Frans burger kunnen worden en hoe alle Franse burgers actieve burgers kunnen worden,.

Ik vraag daarom dat het opschortend decreet wordt herroepen dat er verklaard zal worden ten aanzien van de Joden dat zij in staat zullen zijn om actief burger te worden, zoals alle volkeren van de wereld door te voldoen aan de voorwaarden die de Constitutie daar aan stelt. Ik geloof dat de vrijheid van eredienst niet langer toestaat dat er enig onderscheid wordt gemaakt tussen de politieke rechten van burgers op basis van hun geloofsovertuigingen en ik geloof eveneens dat Joden niet de enige uitzondering op het genot van deze rechten zijn, wanneer heidenen, Turken, moslims, zelfs Chinezen, kortom mensen van alle secten, toegelaten zijn tot deze rechten.


terug