Girondijnen
Zo noemde zich een groep afgevaardigden in de Législative van 1791.
Velen van hen, maar niet allen, waren afkomstig uit de buurt van Gironde
bij Bordeaux. Hun leiders waren Brissot, Roland
en zijn machtsbeluste vrouw, Pétion en Vergniaud. Ze hadden meer
idealistische neigingen dan hun grootste rivalen, de Jacobijnen.
De Girondijnen geloofden in een rationele wetgeving en een sterk op de
belangen van de middenklasse georiënteerde staat.
Onder hun bewind werd Lodewijk XVI
berecht en terechtgesteld. Deze executie leidde tot heftige reacties
in het buitenland, waardoor de Girondijnen zich onbezonnen lieten
verleiden begin 1793 tot een oorlog met Engeland, Oostenrijk, de Republiek
en Spanje. Zodra de eerste tegenslag zich aandiende, werden de Girondijnen
aangevallen vanwege onbekwaamheid door de Jacobijnen. Op 31 mei trok
een grote menigte op naar de Tuilerieën om de daar vergaderende
Conventie een lesje te leren. Terecht vreesden de Girondijnen de Jacobijnse aantrekkingskracht voor de massa. Te laat
probeerden zij de Jacobijnen te arresteren. Maar in het tumult van de
vergadering van 31 mei beschuldigde Robespierre
de Girondijnen er van te hebben samengezworen
met Dumouriez. Binnen enkele dagen waren de Girondijnen uit de
Conventie gestoten, mede dankzij de troepen van de Commune onder
aanvoering van Hanriot. Deze eisten de uitlevering van éénendertig
Girondijnen. En zo geschiedde. Hébert
eist tijdens de rechtzitting dat de Girondijnen vernietigd worden. Op 31 oktober 1793 werden alle prominente Girondijnen naar de
guillotine geleid en onthoofd. Lamartine
wijt een fraaie beschrijving aan de nacht voordat zij naar het schavot worden geleid.
Sommigen waren ter plekke gearresteerd anderen vluchtten naar de
provincie, waar zij als aangeschoten wild werden opgejaagd.
Uit: Janssen Perio, E.M., Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Getuigenissen
en documenten over de Franse revolutie. Baarn, 1989, p.195-196
|