Art. 1. Vanaf dit ogenblik, totdat de vijanden
van het grondgebeid van de Republiek zullen zijn verdreven, verkeren alle
Fransen in een staat van permanente oproep voor de dienst aan de legers.
De jonge mannen zullen naar het front trekken; de getrouwde mannen zullen
de wapens smeden en voor de bevoorrading zorgen; vrouwen zullen de tenten
en kleren produceren en in de hospitalen dienen; de kinderen zullen van
oud linnengoed verbanden maken en de grijsaards zullen zich naar de
openbare pleinen laten overbrengen om de moed van de strijders aan te
moedigen, de haat tegen de koningen en de eenheid van de Republiek.
Art. 2. De nationale tehuizen zullen worden veranderd in kazernes, de
openbare gebouwen in wapenwerkplaatsen, de bodem van de kelders met loog
worden uitgewassen om er de salpeter aan te onttrekken.
Art. 3. Alle zwaarden zullen uitsluitend ter beschikking staan van de
mannen die tegen de vijand opmarcheren. ...
Art. 4. De rijpaarden worden gevorderd om de cavaleriecorpsen te
versterken ....
Art. 7. Niemand zal zich kunnen laten vervangen voor de dienst waarvoor
hij wordt opgeroepen. ...
Art. 8. De lichting is algemeen; de niet-gehuwde burgers of weduwnaars
zonder kinderen, van achttien tot vijfentwintig jaar, zullen als eersten
optrekken; zij moeten zich terstond naar de hoofdstad van hundistrict
begeven, waar zij zich dagelijks in het gebruik van de wapens zullen
oefenen in afwachting van het bevel tot vertrek.
Art 11. Het bataljon dat in ieder district wordt gevormd, wordt verenigd
onder een vaandel met het volgende opschrift Le peuple français debout
contre les tyrans.
|