De hoveling Saint-Priest schreef een portret van de daden en bekwaamheden van de jonge koning Lodewijk XVI. Een vernietigender oordeel kon welhaast niet gegeven worden:
Men heeft vaak gezegd, dat Lodewijk XVI over een zeer goed oordeelsvermogen beschikte
en dat hij, alos hij maar volgens zijn eigen inzicht zou hebben beslist, beter zou hebben
geregeerd. Wat ik alleen kan zeggen, is dat ik hem in de twee jaar dat ik in de staatsraad
heb gezeten, nooit één mening heb horen uitspreken. Het kwam vaak voor dat men hem zag
inslapen, zijn zwakte maakte dat hij van tevoren al de mening van de meest dominerende
minister deelde ...
Lodewijk XVI bezat, om de waarheid te zeggen, geen enkele werkelijke goedheid buiten die,
welke voortkomt uit zwakte ... Zonder enige twijfel wilde hij het welzijn van de Staat,
maar hij wilde dit zonder enige moeite te doen om het tot stand te brengen. Hij deed niets
om in de smaak te vallen, noch om moed in te spreken, noch zei hij tegen iemand iets dat
van waardering of goedkeuring getuigde; hij trok geen enkele man van verdienste aan en
paste zich aan bij de hovelingen, goed of slecht. Hij toonde geen enkele belangstelling
voor vreemdelingen die aan hem werden voorgesteld en het was een uitzondering dat hij iets
tegen hen zei. Nooit was een man minder geschikt om te regeren, hoe nuttig hij ook in een
andere functie dan die van koning had kunnen zijn, want hij was zeer ontwikkeld op het
gebied van de literatuur, beheerste verschillende talen, wist veel af van sterrenkunde en
bezet met name een tamelijk brede kennis op het gebied van de aardrijkskunde en de
navigatie ... Al deze bezigheden slokten zijntijd op als hij niet op jacht was of in de
staatsraad. Hij wist de mensen niet te leren kennen, de eerste wetenschap van koningen.